In de Berliner Berichte iets opzoekend, vond ik in Jaarg. 1896, p. 69, een mededeeling van Kahlbaum over dit bekende toestel met een afbeelding, overgenomen uit een dissertatie van C. E. Weigel: Observationes chemicae et mineralogicae, verdedigd te Göttingen, d.d. 25 Maart 1771. Het blijkt daaruit dat deze koeler, dien Weigel eerst van blik, doch twee jaar later ook van glas bezigde, nagenoeg geheel dezelfde inrichting had als de nog thans gebruikelijke zoogen. Liebig’sche. Ondertusschen heeft laatstgenoemde geen schuld aan die min juiste benaming; hij beschreef den koeler voor ’t eerst in 1843 in zijn »Handbuch der Chemie mit Rücksicht auf die Pharmacie« en wel onder den naam van »Göttling’sche Kühlapparat«. Liebig noemde den koeler zoo, omdat hij de beschrijving daarvan gevonden had in den Almanak voor ’t jaar 1794 »für Scheidekünstler und Apotheker«, uitgegeven door prof. S. A. Göttling te Jena.