Het is zonder tegenspraak een oogenblik van rein genot voor den gevoeligen waarnemer van de schoonheden der natuur, als hij, op een zounigen zomermiddag, een oogenblik rust neemt van zijne nasporingen, aan den oever van een helder water. Zijn blik rust dan met welgevallen op de menigte van water- en oeverplanten, op het gepluimde riet en de heldergroene biezen, op de bloeijende nenuphars en de met goudgele bloemen prijkende inlandsche irissen. Het zonderlinge, zijne teedere worteltjes in het water uitschietende kroos, houdt zijne aandacht bezig, en met bewondering ziet hij de krachtig opgeschotene stengels van wilde kervel en van kalmus. Hij ziet water-insecten in duizende kringen en rigtingen zwemmen en over de onbewogene oppervlakte loopen, zonder die zelfs merkbaar te rimpelen. Eene watertor graaft zich een hol in het slijk en eene huisjesslak knaagt rustig voort aan het blad van eene wilde valeriaan. Op het kleine kleefkruid kruipt de groote zwarte oliefant-rups (Sphinx euphorbiae) en uit de bloemkelken van het lamium album zuigt de luid gonzende hommel zijn voedsel; het zandoogje (Janira) fladdert rond en plooit zijne donzige vleugelen te zamen, rustende op de schijfbloempjes der bellis perennis, en aan den onderkant van een der wortelbladeren van den klis, neemt de vlinder van den linden pylstaart (Smerinthus tiliae) zijne dagrust. Maar op eens wordt de aandacht van den rustenden beschouwer van dat alles afgetrokken en zijn oog geboeid door het plotselinge verschijnen m het kristalheldere water van een vischje, dat als onbewegelijk blijft staan om vervolgens, na eenigen tijd, weder plotseling te verdwijnen onder het drijvende blad van den waterranonkel. Goudgroen en donker bruin is zijn rug, zilverwit zijn buik en rood als vennilioen zijn staart en zijne vinnen. Wie herkent hem niet aan dit weinige, wie roept niet uit, na hem naauwelijks gezien te hebben: “een baars?” Rn geen wonder dat de baars onze aandacht trekt en ons oog verheugt door zijne verschijning; immers van al onze inlandsche vissollen is hij zekerlijk de schoonste en tevens de meest beminde. Maar hoewel er zeker niemand onzer lezers is die niet meer dan eens den baars heeft gezien, hetzij in zijn element, hetzij op de vischmarkt, hetzij op tafel, zoo vertrouwen wij toch aan velen geen ondienst te zullen doen met eenige bijzonderheden over dezen visch, zijne levenswijze, zijne vangst en het gebruik dat van hem gemaakt wordt, kortelijk te vermelden.