Het is eene algemeen erkende waarheid, dat de zoogdieren op de aarde, de vogelen in de lucht on de visschen in het water leven. Desniettemin is het zelfs hij hem, wiens kennis van de natuurlijke historie zeer oppervlakkig is, eene even bekende zaak, dat er op don bovengemelden regel vele uitzonderingen voorkomen. Zoo vindt men zoogdieren, die in het water leven: (walvisschen, bruinvisschen, enz.) en zoogdieren, die in de lucht vliegen: (vleermuizen). Men kent vogelen , die nimmer de lucht doorklieven: (pinguins, casuarissen), en vogelen, die bijna uitsluitend hun leven in de lucht doorbrengen: (meeuwen, zeezwaluwen). Onder de visschen zijn er, die bijna even goed als een vogel door de lucht zweven kunnen: (vliegende visschen), maar of er ook visschen zijn, die hun verblijf, ten minste tijdelijk buiten het water, op het drooge houden? Wij gelooven, dat niet alle lezers van dit Album die vraag met genoegzamen grond bevestigend zullen kunnen beantwoorden; en in gevalle wij ons hierin mogten bedriegen, zoo meenen wij ben toch eenige, niet onbelangrijke bijzonderheden over zulke visschen ter lezing te mogen geven; om hen opmerkzaam te maken op de uitnemende zorg van den Heer der natuur, tot instandhouding van de schepselen, die door Zijne almagt en goedheid het genot des levens mogen smaken, en die onder zekere omstandigheden hetzij zouden hongerlijden, of zouden sterven bij gebrek aan datgene, wat hun organisme volstrektelijk noodig heeft om het doel van zijn aanwezen te kunnen vervullen. Laat ons eenige visschen beschouwen, die het water tijdelijk verlaten, hetzij om hunne prooi te verrassen, hetzij om ander dan hun gewoon voedsel op te zoeken, hetzij om water op te sporen, als dat, waarin zij zich ophielden, begint te ontbreken. De wijzen nu, waarop verschillende visschen die handelingen nitvoeren, hebben wij in het opschrift van dit artikel reeds kortelijk gemeld; sommigen kruipen, anderen loopen, nog anderen springen en eindelijk zijn er die tegen regtopstaande vlakten opkruipen, eene verrigting die men gewoon is klimmen te noemen. Wij beginnen met een’ visch, die ongetwijfeld aan al onze lezers bekend is, met den aal. Wij stellen ons voor later aan dezen in vele opzigten merkwaardigen visch een afzonderlijk opstel te wijden, en zullen ons hier dus slechts bepalen tot het beschouwen van het doel waartoe en de wijze waarop hij uit het water kruipt, benevens van de middelen, die hem daartoe in staat stellen.