DARWIN zegt in zijn Ontstaan der soorten: »ik geloof dat er geen twijfel aan is, dat het gebruik zekere deelen versterkt en vergroot, en dat het onbruik hen vermindert en verkleint.” De veranderingen en wijzigingen, die de organen der dieren, wanneer zij worden gebruikt of niet gebruikt, ondergaan, zijn vooral treffend waar te nemen bij dieren, die in den grond in donkere holen in de aarde of als parasieten in of op andere dieren leven. Wij willen in dit opstel eenige van die wijzigingen beschouwen, en daartoe vooral onze aandacht vestigen op de merkwaardige veranderingen, die het oog der dieren ondergaat, ten gevolge van gebruik of rust. De orde der rankvoetigen, Cirripedia, schaaldieren waartoe onder anderen de bij ons algemeen bekende zeepok, Balanus sulcatus , behoort, bestaat voor een groot gedeelte uit dieren, die als parasieten op andere dieren leven. Een daarvan is de Sacculina , waarvan SEMPER het volgende zegt: » Bijna zonder uitzondering leven de larven van dezen parasiet, in het eerst van hun bestaan, vrij in het water. Gedurende dezen tijd zijn deze larven dieren, die zeer hoog staan op den ladder der structuur. In hun zoogenoemden nauplius-vorm hebben zij uitwendige bewegingsorganen, die zeer samengesteld zijn, een spierstelsel, dat het schaaldiertype vertoont, een wel ontwikkeld darmkanaal en bovendien gewoonlijk speciale zintuigen: oogen. Nadat deze larve zich onder den staart van een krab heeft vast gehecht en dus als parasiet voortleeft, verliest zij hare bewegingswerktuigen, het grootste gedeelte van haar spier- en zenuwstelsel — dus natuurlijk ook haar oogen — en dikwijls ook haar mond, maag en darmkanaal; de bewegelijke, op een krab of een kreeft gelijkende larve is nu veranderd in een vormloozen zak, een zuigzak, die niets meer vertoont wat aan een krab of een kreeft zou doen denken.”