1895
Studiën over het oppervlakte-vlies van het water
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 44 - Issue 1 p. 325- 344
De Engelschen zeggen: a thing of beauty is a joy for ever. Voor den beminnaar der natuur, voor den onderzoeker van planten en dieren, is zelfs een gewone sloot in een boschachtige streek een thing of beauty. Wie, die in de zomermaanden een wandeling maakt, bij voorbeeld langs de slooten die den verrukkelijken Haarlemmerhout scheiden van de weilanden aan bet Spaarne, wordt niet getroffen door het vele natuurschoon dat een sloot oplevert! Riet en typhaceeën aan den oever worden afgewisseld door het fijne gebladerte van Oenanthe phellandrium, , door de helder gele bloemen van Caltha palustris , de kleine blauwe bloempjes van liet vergeet-mij-nietje, de fraaie roode bloemtrossen van Lithrum salicaria. En op het water drijven Lemna trisulca , de schijfvormige blaadjes van den kikkerheet, de sterren van Callitriche verna, , terwijl de prachtige bloemkransen van Hottonia palustris oprijzen uit het heldere water. Waterloopers, Hydrometra, en draaikevers, Gyrinus natator , verlevendigen de oppervlakte, en onder die oppervlakte zwemmen groote watertorren, Hydrophilus piceus en Dytiscus marginalis; de waterscorpioen, Nepa cinerea, , klimt op langs een plantenstengel, naast een rugzwemmer, Notonecta glauca, ijverig bezig om een prooi te zoeken. Ja zelfs heele zwermen jonge garnalen schieten door het water heen, die, als men haar goed bekijkt, toch blijken geen garnalen, Crangon vulgaris , te zijn, maar jonge steurkrabben, Palaemon squilla , kenbaar aan de zaag op hun kop. Dit schrijvende word ik in mijn herinnering terug gevoerd tot den zomer van 1852. Het was in dat jaar, dat men voor het eerst begon te spreken over een Aquarium. Met een van mijn vrienden, wijlen Dr. L. J. EGELING, toenmaals te Haarlem als geneeskundige practiseerend, richtten wij een aquarium in, en werden zoodoende gebracht tot het bestudeeren van wat er leeft en groeit in de wateren rondom Haarlem. Niet zelden waren wij reeds ’s morgens te 5 uur, gewapend met een netje en een wijde-monds stopflesch, bij en in de slooten achter in den Haarlemmerhout of langs het Spaarne, om waterbewoners te vangen, of liepen wij met bloote beenen in den vijver van het Bloemendaalsche bosch, om salamanders en kikkerlarven te bekomen. En zoo werden wij vertrouwd met vele merkwaardigheden, die het leven der natuur in het water den oplettenden onderzoeker oplevert, zoo leerden wij veel wat verborgen blijft voor wie geen open oog heeft voor de schoonheden der levende natuur.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
T.C. Winkler. (1895). Studiën over het oppervlakte-vlies van het water. Album der natuur, 44(1), 325–344. |