Het lichten der zee — wie dat treffende verschijnsel nooit heeft gezien, kan zich niet voorstellen hoe vreemd en hoe schoon het is. Ik wensch in de volgende regelen een overzicht te geven van de oorzaken van dat verschijnsel, van de verklaringen die de geleerden er van geven, en tevens een schildering van de wijze waarop en waar het zich vertoont. Het was in 1852 dat ik voor het eerst in mijn leven de zee zag lichten. Ik stond op de brug over de binnenhaven van het Nieuwe Diep: de lucht was donker, de wind zwak, het was een warme zomeravond. De geheele binnenhaven was als overdekt door een flauwen, wit-blauwachtigen lichtglans. Waar het water opspatte tegen de palen van de brug of tegen de bazaltsteenen van de oevers, zag men telkens heldere lichtblauwe vonkjes schitteren; het zog van een vlet vertoonde een lichtende lange streep met kanten van flikkerende vonkjes, en het water, dat van de opgehaalde riemen druppelde, was een regen van kleine blauwachtige lichtjes. Langer dan een kwartier bleef ik staan om dat schouwspel, zoo ongewoon en zoo schoon, te bewonderen. Naderhand heb ik het lichten der zee ook in de buitenhaven en in het Tesselsche Gat meermalen gezien, maar zoo fraai als op dien eersten avond zelden; want het hangt van verschillende oorzaken, van vrind en water, van weer en tijd af, en toen was het bij uitnemendheid prachtig. Wat wonder dat ik toen reeds ben begonnen te onderzoeken naar de oorzaken van het lichten der zee, en met hoeveel instemming ik later het volgende las, geschreven door Prof. MC INTOSH: »Vele lichtende dieren leven tusschen de grenzen van eb en vloed; zelfs de wieren, liggende op de vloedlijn, flikkeren overal met een menigte schitterende puntjes. Als een schip of een stoomboot de kalme zee in den zomer en den herfst doorklieft, gloeien de golfjes door phosphoresceerende stipjes of vertoonen een kam van licht. Leunende over de verschansing ziet men een lange streep van lichtend water achter de boot, van de schitterend vonkende en schuimende watermassa boven de schroef af tot den verflauwenden gloed in de verte. Elke slag met een roeiriem veroorzaakt een lichtgolf, sommigen der kleine lichtverspreiders worden opgelicht uit het water door het blad van den riem, en flikkeren als zij in het water vallen. En ook het net, dat opgehaald wordt, vertoont die fraaie flikkeringen.”