Er zijn verschillende gelegenheden waarbij onze aandacht meer bijzonder bepaald wordt bij ’t geen wij tijd noemen. Bij ’t verwisselen van eenig tijdperk, bij nieuwe jaar of verjaardagen, worden wij schier onwillekeurig daartoe opgewekt en niet zelden ontsnapt ons, bij het terugzien op een afgeloopen tijdperk, eene ontboezeming over de snelle vlugt des tijds. Intusschen is het oordeel daarover zeer verschillend en hangt voor een groot deel af van onzen individuëlen toestand, van de omstandigheden waaronder wij leven en van den aard onzer werkzaamheden. Over ’t algemeen bepaalt zich dat verschil in oordeel ook veelal tot het tegenwoordige of het kort verledene. In het lang verledene en de verre toekomst ontdekt onze starende blik weinig of geene verandering, van het heden, van het tegenwoordige alleen zeggen wij, dat het ons ijlings als voorbijvliegt.