Er heugt mij geen jaar, dat de verwoestende kracht van den bliksem zich zoo dikwijls, op zoo verschillende plaatsen bijna gelijktijdig, heeft doen gevoelen, als in het tegenwoordige. lederen dag schier van de drie zomermaanden gaven ons de nieuwsbladen berigt van onweders, en meestal daarbij van ongevallen en verwoestingen, daardoor veroorzaakt. Zou het overdreven zijn, wanneer men, een overslag van al de in ons vaderland en in dit jaar daardoor aangerigte schade makende, die stelde op twee tonnen gouds? Ik geloof het niet, maar zijt gij van een tegenovergesteld gevoelen, waarde lezer? Welnu laat ons die som dan op de helft stellen. Op een bedrag van honderdduizend guldens dan begroeten wij, voorzeker niet te hoog, de schade, door den bliksem dit jaar in Nederland te weeg gebragt, en spreken daarbij nog niet eens van de menschen, die daarbij gekwetst of gedood zijn geworden. Waren die schade en die rampen niet te voorkomen geweest? O ja; niet de natuurkundigen alléén kennen het middel daartoe; bij naam ten minste is het aan iedereen bekend; jonge kinderen lezen in schoolboekjes reeds van bliksem-afleiders, — mogt ik er kunnen bijvoegen: zij zien ze overal op alle alleenstaande of hoog boven de andere uitstekende gebouwen, waar ze zoo nuttig zijn.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
W.M. Logeman. (1852). Bliksem-afleiders. Album der natuur, 1(1), 386–392. |