De mededeeling in het voorgaande artikel verschaft mij eene welkome gelegenheid om terug te komen op het daarin behandelde onderwerp. Oppervlakkig beschouwd, zou toch het door mij op pag. 187 van dezen jaargang beweerde in tegenspraak kunnen schijnen, niet slechts met de in dit artikel vermelde feiten, maar erger nog, ook met het vroeger door mij zelven medegedeelde aangaande elektriciteits-opwekking in het menschelijk ligchaam ¹). Dat ik, door te groote kortheid in mijne verklaring, in den geest der lezers voor zulk eene opvatting ruimte heb gelaten, is eene fout, die ik hier moot trachten te herstellen. De eenige bekende oorzaken van eene elektrische lading in het menschelijk ligchaam, waardoor dit vonken of lichtkwastjes zou kunnen afgeven, zijn: 1º de invloed van een ander reeds vooraf geëlektriseerd ligchaam, dat met het eerstgenoemde in aanraking is — mededeeling van E. — of dat op een afstand daarvan is geplaatst — inductie, — en 2° de opwekking van E. daarin door wrijving.