Bij de uitnemende belangrijkheid der verbeteringen in den telephoon, waarvan de bovenstaande mededeeling een denkbeeld geeft, verdwijnt de beteekenis van alle vroegere, die zijn voorgeslagen en gedeeltelijk uitgevoerd, al is het dat sommigen daarvan getuigden van groote scherpzinnigheid en van gelukkige vindingsgave. Was een bloemlezing daaruit vroeger reeds moeielijk door het groote aantal daarvan, zij mag thans in een tijdschrift als dit overbodig geacht worden. Met één uitzondering. Deze betreft de uitkomsten, door Dr. HOORWEG te Utrecht verkregen. Blijkens zijne mededeelingen in het Maandblad voor Natuurwetenschappen van April en Mei zijn deze vroeger dan die van HUGHES en RIJKE, althans vóór het bekend worden daarvan, verkregen. Hoorweg zegt te hebben voortgewerkt naar een denkbeeld, reeds aangegevon door den uitvinder des telephoons, BELL, en door SALET op een zeer onvolkomen wijze uitgevoord. Dit denkbeeld is volmaakt hetzelfde dat nu in den mikrophoon is verwezentlijkt. In plaats van het plaatje van den telephoon op het ontvangend station te doen spreken door de inductiestroomen in een volkomen dergelijken op het seingevend station opgewekt, spreekt de eerste door batterijstroomen, die door de geluidstrillingen van het eerste station “golvend”, dat is in sterkte afwisselend, worden gemaakt. En om die golving te verkrijgen, gebruikt de Utrechtsche physicus een stift van kool, die met een metalen trilplaatje steeds in aanraking blijft, maar toch, als dit laatste door het sproken trilt, dan eens beter dan eens minder daaraan raakt, en dus voor een stroom, die er door heen geleid wordt, den wederstand dan eens kleiner en dan eens grooter maakt.