Het kan aan niemand, die de verschijnselen der intellectueele ontwikkeling met belangstelling en een open oog gadeslaat, onbekend zijn dat in de laatste javen sommige als zoodanig erkende natuurkundigen openlijk voor de waarheid en werkelijkheid der zoogenaamd “spiritistische” verschijnselen — of spiritualistische, zooals zij in Engeland heeten — in de bres getreden zijn, en luide en bepaaldelijk hebben getuigd, dat zij gezien hadden, werkelijk en ontwijfelbaar gezien, wat met de gewoonlijk en door iedereen aangenomen natuurwetten in openbaren strijd was. Ik noem hier slechts het overbrengen van arbeidsvermogen zonder eenig zichtbaar “tusschenwerktuig”, het oplichten en doen zweven van zware voorwerpen door de zoogenaamde “mediums”, zoo het scheen zonder eenige stoffelijke verbinding van deze met het voorwerp, dat is voor den physicus niets anders dan het opheffen of buiten werking stellen van de wetten der zwaartekracht. Het voorbeeld van wat men zulk een “geloofsbelijdenis” zou kunnen noemen, is, misschien reeds meer dan tien jaren geleden, gegeven door den engelschen chemicus CROOKES. Deze, toen nog slechts door de ontdekking van het derde der “spectraalmetalen”, Thallium, algemeen bekend, is sedert beroemd geworden door zijn radiometer. Het is ontegenzeggelijk dat hij daardoor aan de physica niet alleen een nieuw werktuig, dat is een nieuw middel van waarneming en onderzoek, heeft geschonken, maar haar bovendien een geheel nieuwe klasse van verschijnselen heeft doen kennen, die tot de verst strekkende gevolgen kunnen leiden en gedeeltelijk reeds geleid hebben. Getuige zijn laatste uitkomsten aangaande “radiant matter”.