Hoe kleiner een stoomwerktuig is, des te duurder is het in ’t gebruik, des te meer aan brandstof verslindt het in denzelfden tijd, voor dezelfde kracht. De paardenkracht van eene machine, die er niet meer dan een of weinig meer kan leveren, kost minstens viermaal meer dan van eene die er zestig of meer ontwikkelt, als beide evengoed zijn ingericht en met gelijke zorg worden behandeld. De oorzaak van dit verschil zou, althans als men niet met eenige oppervlakkige ontwikkelingen zich er af maken wilde, slechts aan te wijzen zijn door een vrij omslachtig betoog, voor den gewonen lezer allicht vrij vervelend en voor den eenigszins met stoomwerktuigen vertrouwden minder belangrijk, omdat het hem als door de praktijk bevestigd bekend is. Ik zal dus niet trachten het hier te leveren, al strijdt het eenigszins met den aard van een leeraar in de natuuurkunde om iets, dat niet algemeen bekend en aangenomen is, voorop te stellen zonder het te bewijzen. Indien de lezer desniettemin aan het feit niet twijfelt, dan zal hij mij zeker ook wel toegeven dat die verhouding voor nog kleinere stoomwerktuigen nog ongunstiger worden moet en het niet overdreven achten, wanneer ik beweer dat zulk een werktuig, zoo klein dat het slechts 1/8 of zij het ¼ paardenkracht leveren kan, dit zal doen tegen een prijs, minstens nogmaals verdubbeld en dus zeker acht of tien maal booger dan die, welke door het gebruik van een zeer groot stoomwerktuig te verkrijgen is.