Bekend, ook door dit Album, zijn de oogenbliksphotographiën van MUYBRIDGE en van MAREY, waaruit blijkt dat men zich tot nog toe van die standen een zeer verkeerd denkbeeld had gemaakt en ze dus even verkeerd afgebeeld. Zonder nu te willen beweren dat de kennis hiervan den kunstenaar moet nopen om dadelijk in zijne voorstellingswijze, b. v. van een hollend of dravend paard, eene overeenkomstige verandering te brengen of dit zelfs wenschelijk te achten — want kunst kan nooit volkomen breken met alle conventionaliteit — mag men het toch bejammeren dat men, dat de kunstenaar en het publiek, de ware standen niet anders kunnen leeren kennen dan uit photographiën, door anderen verkregen van voorwerpen en bewegingen, die de beschouwer niet zelf heeft gekozen. Daarom moet aan iedereen, naar het ons voorkomt, het eenvoudige middel welkom zijn van BRACKET, dat hij in een der nommers van den Scientific American heeft bekend gemaakt (zie ook Cosmos les Mondes van 28 October 1882) en dat ons in staat stelt om hetzelfde voor een oogenblik waar te nemen, wat de photographiën ons blijvend te aanschouwen geven; maar dan ook om die waarneming ieder oogenblik en onder de meest verschillende omstandigheden te herhalen. Dit middel bestaat hierin, dat men het klepje, hetwelk door de photographen wordt gebezigd om het voorwerpglas van hunne chambre noire slechts voor een zeer kort oogenblik te “openen” en het dan weder vooor het licht te sluiten, voor het oog brengt en er doorheen ziet naar het voorwerp, waarvan men een oogenbliksstand wil waarnemen. Het is verbazend, zegt de uitvinder, hoe scherp begrensd en duidelijk dit voorwerp daarbij gezien wordt.