De klokjesbij Chelostoma rapunculi (Lepeletier) (= C. fuliginosum (Panzer)) komt verspreid voor in Zuid-, Midden- en Noord-Europa (Westrich (1990)). In Nederland en België loopt de westgrens ongeveer evenwijdig aan de kustlijn. Als vliegtijd vermeldt Van der Zanden (1982) half mei tot half augustus. De bij heeft volgens Westrich één generatie per jaar (midden juni tot eind augustus), is gespecialiseerd op klokjes (Campanula) en nestelt in beschikbare holten in dood hout en kunstmatige nestholten. Brechtel (1986) beschrijft de ontwikkeling van C. rapunculi in de door hem toegepaste buisjes van plexiglas. Hij baseert zich hierbij op 16 nesten met totaal 50 geproviandeerde cellen. De bij nestelt in holten met een diameter van 3 tot 5 mm met een voorkeur voor 3,5 mm. Hij vermeldt diverse details over nestbouw en ontwikkeling. De overwintering vindt plaats in het laatste larvestadium in de cocon. Totaal kwamen 11 bijen uit (6 ♂ ♂ en 5 ♀ ♀). De mortaliteit (exclusief parasitering) is hoog (70%). Zo’n hoog percentage komt in zijn onderzoek ook voor bij C. florisomne (Linnaeus) (69% van 338 cellen). Hij wijt de hoge mortaliteit aan de slechte doorlaatbaarheid voor lucht in de buisjes in combinatie met het hechte metselwerk van deze bijen. C. rapunculi nestelt vanaf 1993 in vurehouten blokken in onze tuin. In 1994 en 1995 werden ook gemakkelijk te openen nestblokken als nest gebruikt, zodat nestbouw en ontwikkeling onderzocht konden worden. De resultaten worden vergeleken met Brechtel (1986).