Een geregeld terugkerende vraag bij systematisch werk is: ”Wie hoort bij wie?” Deze vraag komen we tegen op allerlei niveaus. Allereerst op soortsniveau: welk vrouwtje hoort bij welk mannetje? Indien je de literatuur over o.a. bijen nakijkt, dan blijkt dat men meermalen foute combinaties gemaakt heeft, die later weer gecorrigeerd werden. Nauwkeurig nagaan van morfologische kenmerken, verspreiding en paringen kan dan meestal wel uitsluitsel geven. Ook op hogere niveaus speelt deze vraag. Indelingen op genus, tribus, familie, etc. zijn door mensen gemaakt, alhoewel men in deze indelingen graag een phylogenetisch systeem met natuurlijke groepen wil zien. De waarde die men aan kenmerken toekent, bepaalt in hoge mate hoe de indeling er uit zal zien. Als extreem voorbeeld: indien men aan de kleur van het integument een hoge waarde geeft, dan zijn geel-zwarte dieren wespen en zwarte dieren bijen. De vraag ”Wie hoort bij wie?” doet zich ook voor indien men nestparasieten, zoals koekoeksbijen en koekoekswespen, wil combineren met gastheren. Vaak gebruikt men, veelal noodgedwongen, onvoldoend wegende argumenten om tot zo’n combinatie te besluiten. Foute combinaties blijken in de literatuur soms een lang leven te leiden. Zo is lange tijd een vraag geweest of Sphecodes albilabris (F.) nu bij Halictus dan wel bij Colletes parasiteert. In de oude literatuur worden vooral Halictus quadricinctus (F.) en H. sexcinctus (F.) genoemd, steeds gebaseerd op het in of rond hun nesten vinden van Sphecodes albilabris. In 1978 nog noemt Michener (1978) deze soorten de belangrijkste gastheren van deze Sphecodes. Toch had Malyshev (1927), die onderzoek deed in Midden-Rusland ongeveer 500 km. ten zuiden van Moscou, al Sphecodes albilabris uit de nesten van Colletes cunicularius gekweekt. Bovendien wijzen o.a. veel waarnemingen uit onze duinen er op dat S. albilabris bij Colletes cunicularius hoort. Heel misschien, maar dat moet dan echt aangetoond worden, zijn in het zuiden van Europa genoemde Halictussoorten ook gastheren van S. albilabris.