In de tweede helft van de jaren 50 viel Oostelijk Flevoland droog. Ten behoeve van wegenbouw werden door de toenmalige Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders een aantal zanddepots aangelegd, die na enkele jaren gebruik in half verruigde staat op een eindbestemming bleven wachten. Een van de kleinere depots ten noorden van Lelystad, kreeg onder de plaatselijke vogelaars een grote belangstelling vanwege de aanwezigheid van Blauwe en Bruine kiekendieven. Het terrein, dat gewoonlijk aangeduid werd met het Rijksdienst-kavelnummer A72/73, was iets hoger gelegen dan de omringende zavelgronden, maar dankzij een ondoorlatende kleilaag echter veel natter. De overheersende vegetatie werd destijds gekenmerkt door uitgestrekte rietvelden met diverse soorten wilgen en Rode kornoelje.