Op zaterdag 9 januari hield onze sectie haar, inmiddels jaarlijkse studiedag, ditmaal in het Zoölogisch Museum afdeling Entomologie in Amsterdam. Onderwerp van studie waren de groefbijen en onze docent was, uiteraard, Henny Wiering. De opkomst bleek goed, inclusief Henny 11 mensen en de ruimte was prima. Vanuit het museum stonden flink wat stereo-microscopen tot onze beschikking zodat, in combinatie met wat meegebrachte privé-exemplaren, iedereen een ’eigen microscoop’ tot zijn (geen haar, inderdaad) beschikking had. De ochtend was hoofdzakelijk ingeruimd voor de behandeling van de systematische positie van de geslachten Halictus en Lasioglossum. Tot zijn schrik bleek Henny zijn aantekeningen voor deze ochtend vergeten te hebben. Had hij het echter niet gezegd dan was ons dat niet opgevallen. Bovendien had hij het veel belangrijkere collectie-materiaal wel meegenomen. Dus kon Cees Zwakhals voorbeelden van de meeste genera uit het tribus Halictini zonder problemen aan ons tonen. Cees heeft een met een microscoop in verbinding staand tv-scherm en zorgde hiermee voor een soort plenaire live-uitzending. Uit de getoonde beelden bleek dat we in Nederland een aantal interessante genera missen, zoals Zonalictus met soorten met fraai gekleurde achterlijven en Thrincohalictus met soorten met een zeer lange snuit en tong. Voor het genus Homalictus noemde Henny als bijzonderheid het bezit van een primitieve buikschuier. Volgens Theo Peeters komt iets dergelijks echter ook voor bij enkele inheemse Lasioglossumsoorten, Bij controle van mijn eigen collectie kwam ik inderdaad enkele dieren tegen die behalve aan hun poten ook duidelijk stuifmeel verzameld hadden tussen hun behoorlijk talrijke, vertakte stemietharen.