Ik logeerde begin augustus 1997 in een boerderij met een rieten dak in Grollo (Dr.). Wanneer het zonnetje ’s morgens op het dak stond zag je zo hier en daar wat insecten bij de rietstengels scharrelen. Goudwespen natuurlijk, maar ook bijtjes. Vlak onder het slaapkamerraam bleek een bijtje haar nest te hebben. Op 5 augustus beroofde ik haar van het leven en het nest. Het bleek een 9 mm groot vrouwtje van Chelostoma rapunculi, een soort die nog niet zo lang geleden C. fuliginosum heette. Een week later, thuis in Alkmaar, heb ik de stengel voorzichtig overlangs open gesneden. Ik trof in de eerste cel een larf aan van 5 mm. samen met paars Campanula-stuifmeel. Een tweede cel bleek in aanbouw, maar bevatte nog geen stuifmeel. Er ontsnapten twee wespjes (?) van nauwelijks 1 mm groot. Daar moet Theo Gijswijt nog maar eens naar kijken. Na inspectie bond ik de beide stengelhelften weer op elkaar en bewaarde het nest in een afgesloten jampot met een balletje vochtige watten erbij.