Wat beoogt deze ‘voorlopige atlas’? Virgilius Lefeber, de peetvader van de aculeatenkartering in Nederland, zegt daarover in zijn voorwoord het volgende. ’We hebben nu tijd om de witte gebieden in te vullen (....), moeilijke gevallen te controleren en het resterende materiaal te determineren. We hopen van harte dat deze publicatie een extra stimulans zal zijn voor de veldstudie van deze interessante insecten en ook zal bijdragen aan een betere bescherming van de Nederlandse wilde bijen’. Dat laatste is hard nodig want de verspreidingskaartjes spreken een duidelijke taal: het gaat niet goed met een groot aantal soorten. Ik vind dat de auteurs met deze “Voorlopige atlas” een product hebben afgeleverd dat in hoge mate zal bijdragen tot het bereiken van de door Virgilius genoemde doelen. Het algemene deel is als Nederlandstalige inleiding in de bijenstudie goed te gebruiken, hoewel soms wat erg summier. Voor de beginner zijn zaken als ‘nuttige adressen’, ‘tips voor het verzamelen en determineren’ en ‘aanbevolen determinatiewerken’ erg handig. Bij ‘adressen’ was het goed geweest de nieuweling te wijzen op die adressen die vooral voor hem van belang zijn. Degenen die al langer met de Nederlandse bijen bezig zijn kunnen nu het belang van hun vondsten meteen nagaan. Een wit vlekje weggewerkt? Een zeldzame soort of een soort op een zeldzame plaats gevonden? Ik kijk elke determinatie van een niet algemene soort even na in dit witte boekje.