Hoewel de afgelopen zomer mij niet als bijzonder mooi en warm in het geheugen gegrift staat, was het jaar als geheel, volgens de knmi-statistieken, wel uitzonderlijk warm. Deze kwalificatie geldt bovendien niet alleen het afgelopen jaar maar het gehele laatste decennium. Je zou verwachten dat een reaktie van aculeaten in zo’n geval niet kan uitblijven. Om hier iets met zekerheid over te kunnen zeggen is langjarig en nauwkeurig onderzoek nodig in een vast onderzoeksgebied. Dat is mij nog niet vergund maar desondanks zou een aantal waarnemingen van het afgelopen jaar toch wel eens verband kunnen houden met de recente reeks warme jaren. Allereerst betreft dit waarnemingen van werksters van weidehommel (Bombus pratorum) en tuinhommel (Bombus hortorum) in de nazomer en herfst. De weidehommelwerksters kwam ik op 13 en 15 september tegen op Schiermonnikoog, alwaar ze stuifmeel verzamelden op zeeaster (Aster tripolium). De normale levenscyclus van deze soort is me inmiddels redelijk bekend van de volken die zich elk jaar ontwikkelen in kunstmatige nestgelegenheden in de tuin van mijn ouders in Weert. De eerste mannen verschijnen hier al eind april en de volken desintegreren vaak al in mei. In juli vliegt er hooguit nog een enkele jonge koningin.