Beste lezer, verwacht geen uitgebreide levensbeschrijving. Die zal verschijnen in één van de komende nummers van de Entomologische Berichten. In het onderstaande wil ik onder woorden brengen wat Henny voor mij als mentor en als mens betekend heeft. In de jaren ’80 nam ik het besluit mij serieus met de aculeaten te gaan bezig houden. Dit was een gevolg van de lectuur van vooral het werk van Jean Henri Fabre, maar ook van dat van Nico Tinbergen over de bijenwolf. Ik zocht contact met Willem Ellis van het Zoologisch Museum Amsterdam, afd. Entomologie, die ik nog kende van mijn biologiestudie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij stuurde mij een lijstje van potentiële mentoren. Daarop kwamen de namen voor van o.a. Lefeber, Van der Zanden, Vegter en Wiering. Hij raadde me aan contact met de laatste te zoeken, omdat die het dichtst bij Schagen, mijn toenmalige woonplaats, woonde. Ik belde hem op en maakte een afspraak. Onze eerste ontmoetingen waren formeel: geen voornamen, maar ‘meneer’ en geen getutoyeer. Al vrij snel nodigde hij mij uit eens een zaterdag te komen determineren en te zijner tijd met hem op excursie te gaan in de duinen bij Bergen (N.H.) In die periode kreeg ik ook meer contact met zijn vrouw Hans en zijn twee jongste kinderen, de tweeling Liesbeth en Jaap, die toen nog op de middelbare school zaten. Dit contact, dat zich gaandeweg intensiveerde, duurt tot de dag van vandaag.