Toen ik Theo Peeters vertelde dat ik een middag naar het gedrag van spinnendoders had zitten kijken maakte hij mij attent op een artikel van A. Adriaanse uit augustus 1946, getiteld ‘Détailwerk in de veldobservatie’. Daarin beschrijft de auteur gedetailleerd het nestbouwgedrag van de algemene spinnendodersoorten Anoplius fuscus (tegenwoordig: A. viaticus) en Pompilus plumbeus (tegenwoordig: P. cinereus). Hij liet zich inspireren door de latere Nobelprijs-winnaar Nico Tinbergen, die veel onderzoek heeft gedaan aan het gedrag van de bijenwolf, Philanthus triangulum. (Tragisch is dat datzelfde nummer van Entomologische Berichten opent met ‘In Memoriam A. Adriaanse M.S.C.’ door J. Wilcke. ‘De 14e Maart 1946 overleed te Tilburg op 46-jarige leeftijd Pater Aloys Adriaanse M.S.C. ten gevolge van een verkeersongeval. In de namiddag op weg gaande om graafwespnesten te zoeken voor zijn waarnemingen, werd hij, in de onmiddellijke nabijheid van het missiehuis, door een jeep gegrepen en bijna op slag gedood’). Met zijn artikel wil Adriaanse zijn lezers stimuleren naar het gedrag van wespen te kijken en notities te maken. Bij deze sluit ik mij bij hem aan om op zijn manier en in de traditie van Fabre, Ferton, Tinbergen, Baerends en anderen te kijken naar en verslag te doen van het gedrag. Ik richt mij in het bijzonder op de spinnendoders en ik wil me niet alleen richten op het gedrag maar ook andere aspecten van de biologie van deze wespen bekijken. Ik hoop dat dit artikel het eerste mag zijn in een reeks.