Hoewel ik sinds 1997 behoorlijk actief naar bijen kijk, heb ik Megachile ligniseca pas in 2002 voor het eerst ontmoet. Op zich is dat niet verwonderlijk. De voorlopige atlas laat zien dat M. ligniseca sterk is achteruit gegaan met in de periode 1980-1998 nog maar waarnemingen uit 4 uurhokken (Peeters et al., 1999). In het voorstel voor de Rode lijst (Peeters & Reemer, 2003) staat de soort dan ook te boek als bedreigd. De ontmoeting in 2002 was echter in een paar opzichten leerzaam. Allereerst heeft M. ligniseca, althans voor mij, geen in het oog springende kenmerken en is niet met zekerheid in het veld herkenbaar. Erger nog, de soort lijkt verdacht veel op de algemene M. willughbiella. Toch was er bij die eerste ontmoeting wel enige argwaan omdat het dier wat robuuster leek dan een gemiddelde M. willughbiella. Deze indruk wordt mogelijk veroorzaakt door kleine verschillen in de vorm van de kop; de literatuur vermeld namelijk geen verschillen in lichaamslengte en ook in breedte lijken de soorten nauwelijks van elkaar te verschillen. In elk geval vormde de waarneming van een te robuuste ‘willughbiella’ de aanleiding voor mijn eerste vangst. Alvorens tot vangen over te gaan, heb ik het dier eerst nog enige tijd geobserveerd bij het bloembezoek. Daarbij viel op dat consequent stuifmeel verzameld werd op Speerdistel (Cirsium vulgare) hoewel er ook grote plakken bloeiende Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) aanwezig waren. Ook in dit opzicht was het dier anders dan een normale M willughbiella omdat deze laatste soort, althans naar mijn waarneming, wel een sterke voorkeur heeft voor rolklaver (en klokjes, maar die vindt de soort vrijwel alleen nog maar in tuinen). Gewapend met deze nieuwe kennis nam ik mij voor om in 2003 extra alert te zijn op grote behangersbijen op distels.