In de gemeente Tubbergen, tegen de Duitse grens aan, ligt het dorp Mander. Links van de weg Mander-Ülsen, net voor de grens, strekt zich een groot bos- en heidegebied uit (Ac.252- 497 en 253-497) met Jeneverbesstruiken, Calluna-velden, naaldbomen, berken en eiken. Hier bevindt zich ook een grote populatie van het Vliegend hert. In deze Noordelijke Manderheide bevinden zich twee enorme cirkels, de zogenaamde Mandercirkels of de cirkels van Jannink genoemd. In de twintiger jaren van de vorige eeuw kocht de rijke textielfamilie Jannink-van Heek grote stukken van deze Noordelijke Manderheide op. Zoon Gerhard was in 1924 afgestudeerd als scheikundig ingenieur en reisde daarna naar Amerika en Canada om daar de moderne landbouw te bestuderen. In 1929 legde hij in de Manderhei twee grote cirkelvormige akkers aan met een doorsnee van 380 en 340 meter. Nieuw was dat hij deze akkers spiraalvormig ging ploegen, waardoor de ploeg niet steeds gekeerd hoefde te worden en dus veel tijd kon worden bespaard. Aanvankelijk werden haver, rogge en aardappelen verbouwd, alles bemest volgens de indertijd modernste inzichten met vooral chilisalpeter, later werd het de veel drijfmest verslindende mais.