Deze slogan van het Staatsbosbeheer was wel heel toepasselijk op de ongeveer honderdjarige dode en gedeeltelijk vermolmde stam van een wilg. Sinds 1999 hebben we diverse malen gekampeerd bij de familie van de Booren in Melleschet, gemeente Vijlen (Zuid-Limburg). De familie bezit een melkvee-bedrijf met ruim honderd koeien. In een van de weilanden stond een restant van een zeer oude wilg, enkele meters dik en ongeveer twee meter hoog. Deze zeer oude stronk zat vol met duizenden kleine en grote gaatjes van kevers en dergelijke. De boer had mij verteld, dat hij van plan was de stronk te verwijderen en te verbranden, want hij was lastig bij het maaien, en er zou meer ruimte komen. Omdat ik daar enkele malen aculeaten had gevangen en had gemerkt dat deze dode stronk vol leven zat, wist ik hem over te halen de stronk wel te verwijderen, maar niet te verbranden.