"Kom jongens, hier kunnen we een pracht van een gat groeven. Jullie sullen verrast staan van wat er straks allemaal naar hoven komt. " "Bu, ik geloof dat ik mfn schop vergeten hen," "En ik heb alleen maar een pioniereschopje bij♦ Daar begin je hier niets mee, Tk ga alvast wel op die berg zoeken," "Gedver, is het weer so," "Stil maar Villen, ik heb een sohop Hj, dat karweitje fiksen we so. Kom op, daar gaan we." "Ja, allemaal beet Frans, maar als se etrake wel willen helpen als wij op de goede laag zitten dan heb ik geen sin om dat te pikken." "Valt nog tegen, hè Willemt bijna niet door te komen, die laag. Nou zijn we tooh al een klein uur hesig en we zitten nog lang niet diep genoeg, Kom mee, gaan we even wat drinken.N "Bé Willem en Frans, zijn jullie zover, kunnen we gaan verzamelen. Baten jullie het materiaal al?" "Nee Max, we zijn nog lang niet zover, maar wat let je. Graaf even verder terwijl wij koffie drinken. Dan 'Lossen wij jou straks weer af. En vraag Peter dan gelijk ook even of hij wil helpen"Moet er dan nog Veel gegraven worden, Frans? ""Nou, nog een meiert je schat ik." "Aek Frans, ik denk dat het toch maar beter is dat Max en ik nog even op die hoop blijven zamelen. Dan kunnen we etrake allemaal samen de mooie stukken uit het get halen. Tot so".
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Afzettingen | |
| CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
| Organisation | Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie |
|
Concha Lutea. (1983). Allemaal in het gat. Afzettingen, 4(2), 41–42. |
|