In m’n vorige verhaaltje (Afzettingen, december 1996) ging ik er van uit, dat de bibliotheek in februari in de stellingen gezet zou kunnen worden. Iets te optimistisch dus: het werd eind maart, voordat Jelle Reumer het sein kon geven, dat het grote uitpakken kon beginnen. Met een ingehuurde bestuursslaaf (Aad Mulder) op 1 april om half tien aan de slag: 35 meter schapruimte, geheel leeg, en een onoverzienbare berg verhuisdozen met daarin de lang verbeide bibliotheek. Rond het middaguur waren de dozen leeg, en de planken gevuld met stapels boeken en tijdschriften; geheel ongesorteerd en een paradijs voor wie graag uitzoekt. Aad en ik zijn van die geaardheid, en na een rustpauze voor het nuttigen van de meegebrachte kuch ontstond in gezwind tempo orde waar voordien chaos heerste. Om rond half vijf besloten we de spitsuur-files toch maar liever voor te zijn en gingen we huiswaarts naar respectievelijk Maarssen en Boskoop. Er was toen tussen de 20 en 25 meter boeken en tijdschriften op volgorde gebracht. Geen slecht resultaat, de leeftijd van het werkvolk in aanmerking nemend.