Van het materiaal, meegenomen van de najaarsexcursie, gaf Cor Kamekamp mij ’in ruil’ voor een voorlopige soortenlijst in Afzettingen twee monsters van de Zanden van Oorderen, een van de Atrinalaag en een van de Basislaag. Met deze laatste ben ik tot nu toe bezig geweest. Omdat de foraminiferen in dit monster dun gezaaid zijn, heb ik op een klein gedeelte de tetramethode1 toegepast. Dat houdt in dat gewassen en gedroogd materiaal over een maatbeker met tetra wordt uitgestrooid. De foraminiferen blijven (enige tijd) op de tetra drijven en kunnen op die manier van het zwaardere materiaal, dat sneller naar de bodem zakt, gescheiden worden. De tetra met de drijvende foraminiferen wordt via een filter afgegoten (en weer opgevangen), waarna de foraminiferen van het filter kunnen worden geoogst. Natuurlijk zakken zandschaligen, met sediment gevulde en grote dikschalige foraminiferen ook sneller naar de bodem van de maatbeker en komen dus niet of nauwelijks op dit filter terecht. Het is daarom de bedoeling om in een later stadium voor een telling gebruik te maken van niet aangerijkt materiaal.