De opmerkzame schelpenverzamelaar zal waarschijnlijk .al snel tijdens de uitoefening van zijn liefhebberij vertrouwd zijn geraakt met het voorkomen van de cirkelronde gaatjes in sommige van zijn bivalven. Enige tijd geleden had ik de gelegenheid in de toen nog aan de Hooglandse Kerkgracht te Leiden residerende collectie ’Miste’ van het Nationaal Natuurhistorisch Museum een reeks exemplaren van de bivalve Pelecyora (Cordiopsis) polytropa nysti (d’Orbigny, 1852) te bestuderen. Op aanraden van mijn professor inspecteerde ik de bijna vuistgrote schelpen zorgvuldig op boringen en andere beschadigingen, zodat mij niet kon ontgaan dat een deel ervan was voorzien van een gaatje met een doorsnede van 3 a 4 mm.