Opnieuw zijn we naar Egypte afgereisd, maar dat ook deze keer vrijwel alles misging* lag niet aan onze voorbereidingen – we hadden ons nu juist erg goed voorbereid op onze reis. Eigenlijk hadden we naar North Carolina willen gaan. Ruimschoots van te voren hadden we toestemming voor een bezoek aan de fosfaatgroeve gevraagd op de in ons vorige artikel aangegeven wijze, maar tot onze teleurstelling kwam er geen enkele reactie op ons schrijven. En dat ondanks de toezending van een exemplaar van Afzettingen, compleet met Engelse vertaling. Het onaangename gevoel bekroop ons dat het artikel in de VS op een of andere wijze niet goed was gevallen. Hebben we ons wellicht voorgoed onmogelijk gemaakt in Amerika? Egypte leek een voortreffelijk alternatief. Een oude wens kon zo in vervulling gaan, namelijk het vinden van overblijfselen van een oerwalvis. In 1971 immers was er een stimulerende artikelenreeks van Heslinga & Schut verschenen in Grondboor en Hamer over het voorkomen van fossiele Cetacea in Nederland (lit. 2). Hier stond ook een skelet van Basilosaurus osiris (eigenlijk ‘Zeuglodon’ geheten, maar de eerste naam is, hoewel het gaat om een walvis en niet om een reptiel, meer ingeburgerd geraakt) uit het Laat-Eoceen van Egypte afgebeeld (lit. 2, p. 62). Op mij had het artikel een verpletterende indruk gemaakt. Nadien heb ik bakken met botten uit het Belgische Mioceen en Plioceen verzameld, waaronder zelfs in 1973 in de Pliocene schelpenlaag van Steendorp een gedeeltelijk skelet, bestaande uit twee halswervels, negen of tien borstwervels, drie bijna volledige ribben en een stuk van de onderkaak. Toch ervoer ik het ontbreken van oudere beenderen als een schrijnend gemis. Wel moet ik nog een stukje van het gehoorsbot van een walvis uit de Vlijt te Winterswijk van Midden-OIigocene ouderdom noemen. Toen we onlangs stootten op een lezenswaardig boek, namelijk ‘Aan de Waterkant’ van Carl Zimmer (lit. 13) gaf dit ons het laatste zetje, zelf een zoektocht in Egypte naar de Eocene Basilosaurus te ondernemen. In dit boek (pp. 168- 172) wordt beschreven dat eerste Basilosaurus-resten in 1832 overigens werden ontdekt in Louisiana, Amerika. In 1845 construeerde de heer Koch uit Alabama, in wellicht een wat te ver doorgevoerd enthousiasme uit de botten van minstens vijf (Amerikaanse) exemplaren, en vermoedelijk van meerdere soorten, een 35 meter lange Basilosaurus en ondernam hiermee een tournee langs de Europese steden (‘hij had evengoed een slang van wel 90 meter kunnen maken’, hoonde een kleinzielige en bekrompen lezer in een ingezonden stuk in de krant). Ook stond beschreven dat de Nederlander Thewissen in 1991 in Pakistan de Ambulacetus natans (pp. 219-230), met goed ontwikkelde voor- en achterpoten, dus met recht een zwemmende wandelwalvis had gevonden. Wegens geldgebrek had hij aanvankelijk alleen de schedel als handbagage in het vliegtuig mee naar huis kunnen nemen. Zijn leermeester Gingerich was, toen eind jaren zeventig de politieke situatie in Pakistan excursies tijdelijk onmogelijk maakte, naar Egypte gegaan om daar een volledig skelet van de Basilosaurus uit te graven, dat overigens al een eeuw geleden was ontdekt (pp. 196-200). Hij trof daar niet één, maar wel 349 skeletten aan in de vallei Wadi Hitan, omgedoopt tot Zeuglodon-vallei, die hij echter niet allemaal had kunnen meenemen. Tevens had hij ontdekt dat de Basilosaurus, 16 meter lang, ‘zo groot als een bus’, twee kleine achterbeentjes moest hebben gehad, die voorheen steeds over het hoofd waren gezien.