Trilobieten waren geen laatbloeiers. Integendeel. Deze succesvolle groep geleedpotigen uit het Paleozoïcum bereikten hun top in aantal en diversiteit al direct in het Cambrium en Ordovicium. Na een massaextinctie aan het eind van het Ordovicium, was hun aandeel in de Paleozoïsche fauna’s al een stuk minder. Die geschiedenis herhaalde zich, en bij elke uitstervingsgolf keerden weer minder vormen terug om de plaats van hun voorgangers in te nemen. Op het laatst, in het Perm, was er nog maar één familie over. Om het tanende succes van trilobieten te verklaren, is wel gesuggereerd dat ze problemen hadden met het toenemende aantal predatoren in de loop van het Paleozoïcum. Maar op zich laat de terugval van juist de trilobieten zich niet alleen met een toenemende predatie verklaren. Daar had immers al het leven in de Paleozoïsche zeeën last van. De Amerikaanse paleontologe Danita Brandt heeft zo haar ideeën wat er mis zou kunnen zijn geweest met de trilobieten. Volgens haar, zat het hem in het vervellingsstadium van deze geleedpotigen (lit. 1).