Mijn verwachtingen voor de Miste-excursie waren zeer hoog gespannen. Dertig jaar geleden had ik meegedaan aan de NGV-jubileumuitgraving te Miste met uitzeven in het Hilgeloo en ik had allerlei grappige schelpjes gevonden. Ik meende toen, mogelijk niet alle soorten te hebben gevonden, maar aarzelde niet mijn collectie toch volledig te noemen. Het enige dat mij dwars zat, was dat mijn broer een horentje met drie merkwaardige richels had opgegraven en een slakkenhuisje met losse windingen. De uitgave van het Groot Misteboek van Janssen (1984) bracht een zware klap toe aan deze wat overtrokken waardering van mijn verzameling. Vijftien jaar geleden was er opnieuw een uitgraving met uitspoelen in het Hilgeloo, georganiseerd door de WTKG. Nu zou ook ik zeker een Chicoreus (zo heet namelijk die horen met die drie richels) kunnen bemachtigen! Het bleek echter een mistige dag vol teleurstellingen en de bescheiden schelpenhoop was binnen enkele uren geheel weggezeefd. De tweede hoop was alleen voor de Winterswijkse afdeling. Wel vonden we een Cypraea (in de eerste minuten en heimelijk in de Winterswijkse hoop) en zelfs een grote pecten, maar deze werd ijlings door Janssen in beslag genomen; het was de eerste vondst van een gave, volwassen? Amussiopecten sp. klep, een zo zeldzame schelp dat-ie nog niet eens een naam had. Enigszins aarzelend vroeg ik of de pecten, als kleine genoegdoening voor het verlies van de schelp, niet tenminste mijn naam zou mogen dragen. Dit voorstel werd weggehoond! Beesten worden alleen vernoemd naar mensen met zeer bepaalde verdiensten (of zoiets of omgekeerd). Zou ik dan niet een Chicoreus uit de Leidse collectie kunnen krijgen? Men zou kijken... Enkele weken later stuurde Janssen me de schelp terug: het was de enige vondst die was geconfisceerd en dat was toch wel een beetje zielig, vond hij. Dat zal wel: hij wilde gewoon geen Chicoreus afstaan! Gelukkig had ik in het medegenomen gruis een klein, gaaf exemplaar gevonden, maar dat hield ik voor Leiden uiteraard angstvallig verborgen.