Dinosauriërs zijn vooral indrukwekkend door hun grootte. Maar de meest bijzondere dinofossielen zijn juist klein. Babyfossielen zijn, althans bij gewervelde dieren, altijd zeldzaam. Baby’s worden groot of worden opgegeten. En ze hebben ook nog eens hele tere botten, wat de fossilisatiekans nog eens verkleint. Toch zijn van een aantal dinosauriërs al baby’s beschreven. Of beter gezegd, embryo’s, want meestal gaat het om dieren die nog in het ei zitten, en kennelijk op een of andere manier met nest en al onder de modder zijn komen te liggen. Dergelijke fossiele eieren kunnen dan met behulp van zuren geëtst worden, tot alleen de botten overblijven. Misschien wel het meest indrukwekkende van die botjes, is dat zo’n kleine baby in korte tijd kan uitgroeien tot een reuzenreptiel. Dat onderzoek naar embryo’s is natuurlijk erg sexy, een typisch onderzoek waar Discovery Channel graag documentaires van maakt. Vandaar ook dat ik altijd de indruk had dat inmiddels al de nodige dinobaby’s bekend waren. Maar feitelijk kenden we deze embryo’s alleen nog maar uit het Laat Krijt, dus van het eind van de heerschappij van de dinosauriërs.