De beide auteurs van dit stuk ontmoetten elkaar tijdens het ‘Natuur op Spreekuur’ in Naturalis. ‘Voor en achter de tafel’ zoals dat zo mooi heet. Trudy was een van de mensen die daar kwam met een doos botten die op naam gebracht moesten worden. Met een zoon die ijverig botten verzamelt was de collectie thuis weer eens flink uitgebreid, en dus toog het gezin naar Naturalis. Eens kijken of er ditmaal een heuse mammoet bij zit. Meer mensen waren op dat idee gekomen, en door die drukte was Lars door de mensen van het Natuur Informatie Centrum gevraagd om even bij te springen. Die ging dus duidelijk niet voor de mammoet. Na één blik op de vondsten op tafel zei hij: “die vind ik leuk”, wijzend op een klein kaakje met een enkele kies erin. De overige botten werden bekeken (weer geen mammoet). maar het kaakje bleef trekken. Opvallend eraan was de kleur: pikzwart, terwijl alle andere botten in de collectie bruin waren. Een uitzondering, een klein dijbeen had dezelfde fossilisatiegraad als het kaakje. Beide fossielen waren opgeraapt op het strand van Noordwijk. “Ik denk dat het een bunzing is”, verklaarde Lars uiteindelijk, toen hij het kaakje aan alle kanten bekeken had, “maar helemaal zeker ben ik er niet van.” En dus toog het hele gezin naar het heilige der heiligen van Naturalis, de collectietoren. Het zwarte dijbeentje ging ook mee. want daar waren we ook nog niet uit. Een bunzing werd erbij gehaald. Die was wel wat kleiner, maar een beetje variatie moet je toch toelaten, meende Lars. Een otter en een das werden even ter vergelijking ook uit de kast gehaald. Hele andere kiezen, dus met de determinatie 'Vrijwel zeker bunzing’ verliet het gezin Naturalis. De kaak en het dijbeen bleven nog even achter. Het zou de derde fossiele bunzing van Nederland zijn, en dus zeker een melding waardig, en het dijbeen, daar waren we nog niet helemaal uit.