Het hoogste datje als wetenschapper kan bereiken. is een publicatie in Nature. Dit gezaghebbende weekblad geldt als het summum voor alle natuurwetenschappen, en acceptatie van een artikel is dan ook alle reden voor knallende champagnekurken. Een paar Nature publicaties op je literatuurlijst opent deuren die voor anderen gesloten blijven. Je zou denken dat mensen die in Nature publiceren dat dan ook met veel bravoure uitdragen. Maar als ik kijk in mijn omgeving, is juist het tegenovergestelde waar. Toen ik Ursula Göhlich feliciteerde met haar publicatie, zei ze bijna verontschuldigend dat ze gevraagd was eens te kijken naar een plaat uit Solnhofen, waar maar een klein stukje bot uitstak. Eenmaal uitgeprepareerd, bleek het een superfossiel te bevatten. En Han van Konijnenburg had ‘alleen maar een watervarentje gedetermineerd’. Dat deze Azolla gevonden was op de Noordpool, was echter wereldnieuws. Ik begrijp dat wel. Ik heb ook in Nature gepubliceerd. Het was een ongelukje. Iemand met een briljant idee had mijn ongepubliceerde gegevens nodig om zijn theorie uit te werken, en dat werd beloond met een coauteurschap.