“Doe eens een aap na?!” De meeste kinderen (en volwassenen die je zo gek kan krijgen) reageren op dit verzoek door zich meteen op hun hurken te laten zakken, en hun armen raar te laten slingeren. Het is duidelijk, als we denken aan apen, zien we in eerste instantie dat ze een andere voortbeweging hebben. We maken er wat rare geluiden bij en trekken wat gekke bekken, want we vinden apen toch ook wel een beetje dom. Het is eigenlijk jammer dat we zo weinig weten over de voortbeweging van vroege mensachtigen en hoe die uit onze aapachtige voorouders is ontwikkeld. Studies over de fossiele mens concentreren zich op het gebit, de aangezichtsschedel en natuurlijk de o zo belangrijke herseninhoud. Dit is vooral een praktisch gegeven. We hebben domweg niet zoveel botten van het postcraniale skelet. Lange tijd keken we voor deze botten vooral naar Turkana Boy, een vrijwel compleet Homo erectus skelet uit Kenia. Het verhaal daarbij was dat dit geraamte verrassend modem was. Van de nek naar beneden was het vrijwel modem, en met zijn 1.70 was het ook al een vrij normaal postuur. Vanaf dat moment zat de evolutie van de mensen dus letterlijk tussen de oren. Van onze voorouders, Australopithecus, waren ook al de nodige postcraniale resten gevonden. Denk bijvoorbeeld aan de beroemde vondst van Lucy, Australopithecus afarensis, in Ethiopië. En die vondsten gaven aan dat deze wezens een hele andere voortbeweging hadden en zich deels nog het beste thuis voelden tussen de bomen.