2012
Kleiwasmachine: een uitkomst?
Publication
Publication
Afzettingen , Volume 33 - Issue 2 p. 38- 40
Een tijdje geleden waren we bij mijn schoonmoeder. Die heeft het niet zo op mijn hobby. Al die stenen.... En “Moet ze nu weer haaientanden gaan zoeken? Ze heeft toch al een haaientand...” Dit keer vraagt ze of we nog ergens mee bezig zijn. “Ja” antwoordt Ton, “we zijn bezig met het bij elkaar krijgen van de onderdelen om een kleiwasmachine te bouwen”. Het gezicht van mijn schoonmoeder verschiet naar heel chagrijnig. Geheel ten overvloede voeg ik er nog aan toe “om klei te wassen”. En Ton vervolgens “Ja, met Biotex”. Verbeten trek op het gezicht van mijn schoonmoeder. Ze weet het zeker, ze wordt op een vreselijke manier in de maling genomen. Nee, ze hoeft geen uitleg. Ze laat zich niet verder in de maling nemen. Tsja, nu moet ik toegeven dat toen ik j aren geleden het artikel van David Ward in TR (ref. 1) tegen kwam, ik het ook wel heel erg ver vond gaan. Nou niet bepaald iets om zelf te doen.... Maar ja, tijden veranderen, mensen veranderen, hobbies veranderen. Van boterhammenzakjes sediment voor microfossielen ging het naar puinzakken sediment voor kraakbeenvissen. Vaak klei. In oktober 2010 kwamen we na een TRG excursie terecht bij David Ward thuis. We komen op het onderwerp klei zeven terecht en zo kwam het dat we de kleimachine, beschreven in TR, in levende lijve te zien kregen. Ik gelijk enthousiast. Ton gelukkig ook. Ik zag twee voordelen; een machine mijn klei laten zeven verlost me van een wat minder leuk klusje. Daarnaast blijven kwetsbare tandjes beter heel. David liet me een voorbeeld zien van haaientandjes uit klei die ik zelf met de hand gezeefd heb. Mooie gave tandjes. Dat is even slikken als ik aan mijn eigen deels kaduke tandjes denk.
Additional Metadata | |
---|---|
Afzettingen | |
CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
Organisation | Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie |
Sylvia Verschueren, & Ton Lindemann. (2012). Kleiwasmachine: een uitkomst?. Afzettingen, 33(2), 38–40. |