Werken met een grondboor vergt wat handigheid. Dat wil zeggen: de eerste decimeters krijgt iedereen nog wel omhoog. Maar als je meer dan een meter diep komt, dan wordt het lastiger om de happen grond enigszins intact en zonder gebroken rug boven te krijgen. Gelukkig voor Maarten van den Bosch (70) is grondboren net als fietsen: je verleert het nooit. “Je verliest alleen de fut als je ouder wordt” zegt Van den Bosch met een vette Haagse tongval. Meer dan een halve eeuw geleden kwam hij voor het eerst naar de omgeving van Winterswijk, de losse stangen van een ‘Edelmann-grondboor’ aan de zijkant van zijn Berini brommer gebonden. Nu draait hij de boor bij wijze van bescheiden jubileumviering opnieuw de grond in aan de oever van het riviertje de Slinge, samen met zijn maten van het eerste uur, Arie Janssen (76) en Ed de Vogel (70). “Aan hel begin van de jaren zestig kwamen we hier als leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, de NJN, zoeken naar miljoenen jaren oude schelpjes uit het Mioceen”, vertelt Janssen. “Als je 23 wordt, dan ben je in de NJN officieel een ouwe sok en moetje de bond verlaten. Wij hadden helemaal geen zin om met dit leuke werk te stoppen, maar in 1963 zat ik als 26-jarige al driejaar in blessuretijd. Toen hebben wc maar besloten om een eigen werkgroep op te richten voor geologisch onderzoek. Dat werd de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, de WTKG.”