Het is niet eenvoudig om de levenswijze van de mens in de prehistorie te bestuderen, omdat er zeer weinig bronnen zijn, waaruit men informatie kap verkrijgen. Een onderwerp, dat zich evenwel leent voor nadere studie, is het onderzoek naar de herkomst van de grondstoffen, die in een gegeven periode bij een bepaalde bevolkingsgroep in gebruik waren. Men kan daarmee proberen iets over handel te weten te komen. Een grondstof, belangrijk genoeg om verhandeld te worden, was vuursteen. Om deze reden heeft het Instituut voor Prehistorie te Leiden het plan opgevat om een methode te ontwikkelen, waarmee het mogelijk zou zijn om de plaats van herkomst van vuursteen op te sporen. In de praktijk betekende dit, dat er een methode gevonden moest worden, waarmee men vuursteen van verschillende herkomst van elkaar zou kunnen onderscheiden. Dit kan soms heel goed op het oog gebeuren, maar het menselijk oog is niet altijd een betrouwbaar instrument. Daarom zochten wij naar een andere, meer objectieve identificatiemethode. Vanwege onze goede contacten met het Interuniversitair Reactor Instituut te Delft zijn we met neutronen-activeringsanalyse begonnen. De methode heeft bepaalde voordelen; deze kwamen in bijdragen van anderen reeds ter sprake. In de praktijk blijken er ook nadelen te zijn. Ten eerste blijft de steen na de bestraling enige tijd radioactief, zodat hij soms een hinderlijk lange periode niet gehanteerd kan worden. Ten tweede is de methode in theorie dan wel niet destructief, maar in de normale gang van zaken bij het onderzoek wél. Op routine-basis kunnen namelijk alleen kleine monsters onderzocht worden, het liefst van een standaardformaat. Dit betekent, dat men uit objecten als bijlen een boorkerntje moet halen. De diameter van dit kerntje hoeft echter niet groter te zijn dan enkele millimeters. We gaan bij het onderzoek niet uit van de artefacten zelf, maar van het onbewerkte materiaal. We onderzoeken vuursteen, die uit bekende geologische formaties gehaald is en waarvan we weten, of mogelijk achten, dat hij in de prehistorie gebruikt is voor de vervaardiging van werktuigen. We analyseren gewoonlijk twintig of meer monsters per plaats van herkomst. De vuurstenen worden fijngeklopt met een stalen hamer. Om te voorkomen dat het staal de vuursteen raakt en dat er scherpe splinters rondvliegen, wikkelen we de stukken steen eerst in dik plastic folie. Ongeveer tien splinters, die van verschillende plekken in het oorspronkelijke monster afkomstig zijn, worden bestemd voor de analyse. Ze worden gewassen in zoutzuur, gedroogd, gewogen en bestraald. Het wassen met zoutzuur blijkt geen effect te hebben op de analyseresultaten. Er worden ongeveer veertien spoorelementen gemeten.