Zout is van oudsher belangrijk geweest bij de bereiding van het dagelijks voedsel. Ondanks dat de bewoners van de lage landen dichtbij zee woonden, was winning van zout uit zeewater hier niet goed mogelijk. Om aan zout te komen werd plaatselijk zoutwaterhoudend veen verbrand. Vooral tussen de 11’ en de 15’ eeuw is veel land hiervoor letterlijk op de kop gezet. Alleen al in Zeeland zijn voor dit doel duizenden hectaren vergraven. Waarschijnlijk is ten gevolge van deze vergraving (vervening) veel land ten prooi gevallen aan de zee, zoals het verdronken Land van Reimerswaal. Deze zoutwinning uit zoutwaterhoudend veen wordt onder andere met de term darinkdelven aangeduid.