In de provincie Drenthe liggen honderden vennen: met veen en/of water opgevulde kommen in het landschap met een diameter van enkele tientallen tot enkele honderden meters (Afb. 1). Alle vennen zijn geheel of gedeeltelijk uitgeveend. Ook zijn de gebieden waar vennen voorkomen sterk aangetast door ploegen en egaliseren en is de waterstand verlaagd zodat er nog weinig onaangetaste vormen voorkomen. De kuilen of kommen waarin het veen en water van de vennen Ligt, zijn vrijwel allemaal ontstaan als pingoruïne (door het afsmelten van een ijskernheuvel of pingo) of als aeolische- of dekzanddepressie (door de wind gevormde kommen). Beide soorten kuilen zijn tegen het einde van de laatste Ijstijd ontstaan.