In zijn artikel ‘Wat doet de Nederlandse Geologische Dienst Nederland met sedimentmonsters?’ (elders in dit nummer) beschrijft Wim Westerhoff hoe professionele geologen (zandlmonsters bestuderen en archiveren. Als je de hand weet te leggen op boormonsters, kun je er ook met heel beperkte middelen leuke onderzoekjes aan doen. Van een lid van de GEA Werkgroep Zand kreeg ik monsters van twee boringen nabij Soestduinen (locatie: 52° 8’ 35" NB; 5° 15' 30" OL). Daarbij ging het om fracties van zogenaamde 'geroerde' monsters met intervallen van één diepte-meter (zie de bijdrage van Westerhoff in dit nummer). De ene reeks monsters was afkomstig van Boorplaats-I (boring uitgevoerd dooreen commercieel boorbedrijf op 11 januari 2007), en werd genummerd van 'Soe-I#1' (0 – 1 m diepte onder het maaiveld) t/m 'Soe-I#56' (55 – 56 m diepte). De tweede reeks kwam van Boorplaats-II (uitgevoerd op 6 december 2006), en kreeg de nummers 'Soe-II#1' (2 – 3 m diepte; de eerste twee meter ontbraken in deze serie) t/m 'Soe-II#55’ (57 – 58 m diepte). Wanneer de samenstelling binnen één diepte-meter wisselde (bv. respectievelijk zandig of kleiig) werden twee monsters genomen (aangegeven in Afb. 1A & 1B).