Al vele, vele eeuwen lang, zelfs terug naar de verre oudheid, zijn er altijd mensen geweest, die vogels van hun vrijheid beroofden, zo onderbrachten in kooitjes en hokken – volières is hiervoor de nu vriendelijk klinkende naam – en op grond van allerlei argumenten dit trachtten te rechtvaardigen. Er zijn wel altijd punten aan te voeren, waarmee men het bijna waar kan maken, dat een vogel in een kooi een normaal stuk leven is. En wie het dan zover heeft gebracht om dit te geloven, die kan er dan ook verder, zonder excuses, van alles mee doen. Je kunt hem leren praten, met spiegeltjes en speeltjes kunstjes laten doen. Hem gewoon als een praatpaaltje zien, waarmee je iets van de menselijke eenzaamheid kunt opheffen. Je kunt hem in de prachtigste kooi met een meubelstuk vergelijken. Je kunt er statussymbooltjes van maken. Dat doet de winkelstand wel voor ons. Je kunt er goed geld aan verdienen. En je kunt er nòg zo het een en ander mee doen. Maar wat nooit zal lukken – behalve bij degenen, die gemakshalve dit gezichtspunt liever overslaan – is, om in een gekooide/gevangengehouden vogel werkelijk een vogel te zien. Omdat we hem hebben ontdaan van een stuk mysterie, dat hem alleen in volle vrijheid omringt. Omdat we hem ontvogeld hebben, zoals nog niet zolang geleden mensen werden ontmenselijkt. Deze wat ernstige aanzet – een uitvloeisel van mijn privé standpunt – mag misschien een vingerwijzing zijn over wat er nog verder zal volgen, naar aanleiding van een door mij gelezen boekje “Het nieuwe volièreboek”, geschreven door de ornitholoog/bioloog Thijs Vriends. Uitgegeven in het jaar N’70 en ook daarom een dissonant, dit boekje. Ik zal trachten dit – van mijn kant bezien – aan te tonen.