Bij de Vogelwet 1936 zijn als vogels voor de kooi vastgesteld: Geelgors (Emberiza citrinella) Groenling(Chloris chloris) Kneu(Carduelis cannabina) Merel(Turdus merula) Puttèr(Carduelis carduelis) Sijs(Carduelis spinus) Vink(Fringilla coelebs) Deze vogels mogen in een kooi of volière VERBLIJVEN,of zoals de Vogelwet het noemt: “men mag de vogels onder zich hebben”.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| De Korhaan | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken |
|
onbekend. (1971). De vogelwet en de kooivogels. De Korhaan, 5(4), 17–17. |
|