In notitie 29 vraagt de schrijver zich af wat een houtsnip er toe brengt om zich in een stadswijk met kleine tuinen op te houden. Toch schijnt dit meer voor te komen; Engelbert schrijft hierover in de Ned. Jager, no. 25, blz. 908: “Ik heb eens een snip zien vliegen naar een bewoonde wijk, waar de tuintjes echt veel te klein waren voor een snip om er te gaan landen. Dat zijn dan waarschijnlijk snippen, die in de afgelopen nacht of vroege morgen zijn aangekomen en totaal nog geen terreinkennis hebben. Het is de eerste keer dat ze er zijn. Dat ze zo raar vliegen is dan niet te verwonderen en best te verklaren.” Het futenartikel (notitie 30) bevatte twee vragen; bij de eerste moet worden verondersteld dat het inderdaad een fuut van een eerder legsel was; die ondanks het feit, dat er al weer een jong uit een volgend legsel was, toch bij de ouders bleef. Literatuuronderzoek gaf hierover uitsluitsel en beantwoordde tegelijkertijd de tweede vraag. In familieverband verblijvende jongen worden af en toe gezien, terwijl zij de jongen uit het eerste broed voeren; er zijn zelfs waarnemingen bekend van vogels uit een eerste broed, die ergens afzonderlijk werden aangetroffen en een jong uit een later broed voerden.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| De Korhaan | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken |
|
onbekend. (1972). Reakties op notities. De Korhaan, 6(1), 8–8. |
|