Hieronder volgt een overzicht van de telgegevens over de periode januari/ april 1972. Waar dat interessant was zijn vergelijkingen met de overeenkomstige periode in 1971 gemaakt. Ik heb de indruk, dat ons teltraject armer aan vogels wordt. Voor wat betreft de polder is dit minder duidelijk dan voor het meer. In de polder zijn de waargenomen aantallen steeds zó gering geweest, dat het voorbarig zou zijn conclusies te trekken uit b.v. de inmiddels voortgeschreden ontginning. Deze zal ongetwijfeld zijn weerslag hebben op in het riet levende vogels, zoals Baardmezen, Rietgorzen, zangers, Rallen, en op de bevolking van open plasjes. Daarentegen zouden de akkers Ganzen en Patrijzen kunnen aantrekken. Er is echter een duidelijke teruggang in waterwild te constateren, speciaal wanneer we maart/ april 1971 en 1972 vergelijken (zie tabel). Het kan interessant zijn uit te zoeken, waardoor dikwijls het randmeer tussen de brug bij Muiderberg en het gemaal op dezelfde tijdstippen veel rijker is aan vogels dan ons traject. Mogelijk speelt de dikwijls krachtige Z.-Z.W.-wind hier een rol, waardoor het waterwild “het oppertje” zoehm. Evenals de vorige keer heb ik dit verslagje verdeeld in waarnemingen van regelmatig aanwezige vogels en incidentele waarnemingen.