Hieronder volgt het verslag van de waarnemingen over de periode mei/ dec. 1972. Voor de opzet daarvan verwijs ik naar de vorige verslagen (De Korhaan, jan. en sept. 1972). Nog steeds is Zuidelijk Flevoland voor de vogelaar een boeiend gebied. Hij kan er de wisseling der seizoenen beleven. De zangers, zwaluwen, Zwarte Sterns, Visdiefjes zien komen en gaan. Genieten van de zang van Karekieten, Rietzangers en van de Snor, van de bloeiende koolzaadvelden en uitgestrekte rietvelden onder Hollandse luchten. Hij kun de biotopen zien veranderen door het opspuiten van het bouwterrein voor de eerste woonkern van de polderstad Almere en na een eerste steriele periode de vlugge Strandlopers en plevieren zien verschij,nen. Hij kan er in het najaar de Baardmezen bij vele honderden in de rietpalmen zien scharrelen of op de Lisdodde, waarbij hun metalig getsjing niet van de lucht is. Hij kan altijd weer opveren bij de sensatie, die hij ervaart bij het horen van het hoge, nasale en wat schorse geluid van de ganzen, die in linie over zijn hoofd trekken en weten dat de winter in aantocht is.