Bij deze dieren, die wij van betrekkelijk nabij konden beschouwen, viel het ons op dat de rustende exemplaren zo'n dikke hals hadden, die ook enigszins aan de korte kant leek te zijn. Bij de fouragerende vogels was de hals, wanneer de kop boven water kwam, iets langer en veel dunner! De heer Ploeger vertelde ons hierover het volgende: Tijdens het fourageren worden de halsdekveren plat tegen de onder water zijnde hals aangelegd, ten gevolge waarvan het koude water de huid van het dier niet bereiken kan, zodat het warmteverlies via de hals zoveel mogelijk beperkt wordt.