Begin november 1978 werd ik opgebeld door de heer B.J. van Ingen uit Naarden die mij vertelde dat er in de vaart langs de Loodijk ter hoogte van “s-Graveland een Futenpaar met drie kleine jongen rondzwom. Op 5 november trof ik het vijftal inderdaad aldaar aan. Ik schatte de jongen op ca. 3 weken oud. Zij waren verdeeld over de beide ouders, één met één en één met twee jongen. Opmerkelijk was dat beide ouders nog in het broedkleed waren, terwijl overal elders de volwassen futen reeds in winterkleed rondzwommen. Er van uitgaande dat de broedduur van de Fuut 27 dagen bedraagt, kunnen we stellen dat de jongen half oktober uit het ei zijn gekropen en dat de eieren omstreeks half september zijn gelegd. Glutz (1968) noemt eind september – begin oktober als uiterste data voor komplete legsels. Als uitzonderingen noemt hij : 5 okt. 1943 – 3 nesten met eieren in Zwitserland, Mauensee en op 10 nov. 1961 1 nest uitgekomen jongen in België, Hofstade.