Van de vele duizenden soorten vogels, die er op de hele aarde zijn, zijn verreweg de meesten dagdieren. Ook verreweg de meeste roofvogels jagen alleen bij daglicht en slapen ’s nachts. De uilen vormen hierop evenwel een grote uitzondering. Ook al zijn sommigen van hen soms wel in de schemering te zien, toch is de nacht hun eigenlijke jachttijd, en ze zijn dan ook helemaal voor het nachtleven toegerust, zowel wat betreft hun zintuigen als ook hun overige lichaamsbouw. Alleen als het buiten pikdonker is, moeten ook de uilen thuisblijven. Voor zulke tijden bewaren ze dan ook altijd iets van hun buit als voorraad. Hun vlucht is volkomen geruisloos. Het komt voor dat een uil over zijn prooi heenvliegt, maar zich dan plotseling weer omkeert en de prooi zijn naaldscherpe, gekromde klauwen in het lichaam slaat. Dan is er geen ontkomen meer mogelijk. Uilenvleugels zijn verhoudingsgewijze kort, breed en afgerond. Ook bij de snelste vlucht maken ze geen geruis, omdat ze aan de randen uiterst fijn gerafeld zijn. Als een schaduw vliegt de uil over de nachtelijke aarde.